Financiering specialisten in opleiding: België loopt sterk achter op Nederland

Volgens dr. Jonas Brouwers loopt België achter op Nederland als het gaat om investeringen in de opleiding van toekomstige arts-specialisten. Waar Nederlandse ziekenhuizen via een vouchersysteem aanzienlijke middelen ontvangen om artsen in opleiding tot specialist (AIOS) te ondersteunen, blijft België steken bij een beperkte tussenkomst en een versnipperde financiering.

Onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit wijst uit dat academische ziekenhuizen 184.500 euro investeren voor de opleiding van een arts-specialist. In andere ziekenhuizen loopt dat op tot 212.000 euro per AIOS. De overheid gebruikt die cijfers om te berekenen hoeveel ze moet tussenkomen in de opleidingskosten. De cijfers uit Nederland zijn aanleiding voor Jonas Brouwers oud-voorzitter van de Vereniging van Artsen-Specialisten in Opleiding (VASO), om de vergelijking te maken met België.  

Nederland investeert veel in de opleiding van artsen door middel van vouchers die aan ziekenhuizen worden toegekend. De ziekenhuizen kunnen er geld mee inzetten om de arts in opleiding tot specialist te omkaderen, begeleiden en verlonen. “Zo’n voucher is een forfaitair budget, wat betekent dat er geen directe prikkel is om artsen in opleiding meer productie te laten draaien. Dit systeem bevordert niet alleen de opleiding, maar kan ook gekoppeld worden aan kwaliteitsbewaking," zegt Jonas Brouwers. 

“In België lopen we achterop. We kennen geen vergelijkbaar systeem, de financiering is hier veel fragmentarischer.” De federale overheid komt jaarlijks voor ongeveer 15.000 euro per arts-specialist in opleiding (ASO) tussen: 8.000 euro gaat naar de stagemeester, en 7.000 euro naar het ziekenhuis voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden.”

Daarnaast subsidiëren de gemeenschappen de verplichte master-na-masteropleiding in de specialistische geneeskunde. In Vlaanderen spreken we dan over een bedrag van om en bij de 40.000 euro per ASO, het equivalent van 180 studiepunten. De ASO betaalt zelf nog inschrijvingsgeld. Toch blijft de echte kostprijs van een ASO in België grotendeels onbekend. 

Er is weinig transparantie over de loonkosten en de inkomsten die ASO’s genereren via prestaties die gefactureerd worden via de nomenclatuur, zegt Brouwers. "Ziekenhuizen moeten hierover duidelijkheid kunnen geven, maar voorlopig blijft dat uit," merkt hij op. “Enkel de aangegeven loonkost via de sociale zekerheid - die de lonen en wachtvergoedingen dekt - is momenteel bekend.”

Is een vouchersysteem naar Nederlands model ook in ons land denkbaar? Brouwers is overtuigd van wel. “Het voordeel is dat je er kwaliteitseisen aan kan koppelen en dat de financiering transparanter wordt. De moeilijkheid is dat we niet weten hoeveel de ASO’s opbrengen via de honoraria die ze genereren. Om het bedrag van de voucher te bepalen is het nodig dat die oefening gemaakt wordt.” 

Het fundamentele probleem in België is het gebrek aan scheiding tussen opleider en werkgever, gaat hij verder “ASO's leveren inkomsten op voor hun stagemeesters of ziekenhuis, waardoor de nadruk tijdens de opleiding vaak eerder op arbeid dan op leermomenten ligt. De incentive om te presteren blijft sterk aanwezig en daardoor ontstaan er vaak conflicten.” 

Een vouchersysteem zou niet alleen de financiering transparanter maken, maar ook het conflict tussen opleiding en werk verminderen, besluit hij. “Maar dan moeten we eerst exact weten wat een ASO werkelijk kost en opbrengt." 

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.