KCE: slachtoffers grote rampen en aanslagen opvangen in gespecialiseerde ziekenhuizen

© Centre de crise national

Er is nood aan een adequate inzet van gespecialiseerde medische zorg bij een grote ramp of aanslag. Dat zegt het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) in een nieuw advies. Een van de aanbevelingen is om ziekenhuizen in te delen in twee niveaus: een groep waar zwaargewonde patiënten gespecialiseerde zorg kunnen krijgen en een groep waar andere patiënten terechtkunnen. Onze kritieke infrastructuren zullen we sowieso definiëren tegen 2026 en dan worden al onze ziekenhuizen kritieke entiteiten, klonk het eerder al.

Het gaat om medische zorg na zogenaamde CBRNe-incidenten: noodsituaties waarbij chemische (C), biologische (B) of radionucleaire (RN) stoffen vrijkomen, soms door middel van explosieven (e). Voorbeelden zijn een ongeval in een chemisch bedrijf of bij een transport van gevaarlijke stoffen, een kernramp of een terroristische aanslag.

Dergelijke incidenten, zoals in ons land de treinramp in Wetteren of de aanslagen van 22 maart 2016, kunnen snel de daadkracht van de getroffen regio overstijgen en een grote druk leggen op het gezondheidszorgsysteem, benadrukt het KCE. De betrokken overheden en het gezondheidszorgsysteem moeten dan ook gepast kunnen reageren. Zo bestaan er in ons land al nood- en interventieplannen op verschillende niveaus en worden er regelmatig rampoefeningen gehouden, maar de overheid wil nog beter voorbereid zijn.

Het KCE stelt ten eerste voor om de ziekenhuizen op basis van de expertise waarover zij al beschikken in te delen in twee niveaus: Type I CBRNe-ziekenhuizen die de ernstig gewonde CBRNe-slachtoffers verzorgen en idealiter beschikken over specifieke afdelingen zoals een brandwondencentrum en een groot traumacentrum; en Type II CBRNe-ziekenhuizen die slachtoffers kunnen opvangen die zich spontaan aanbieden na een incident of geen complexe zorg nodig hebben na decontaminatie op de plaats van de ramp of in een Type I-ziekenhuis. 

Opvang buiten

De bedoeling is dat alle ziekenhuizen de patiënten buiten kunnen opvangen, om besmetting van de medewerkers, andere patiënten en infrastructuur te voorkomen, en om de reguliere zorg verder te verzekeren. De ziekenhuizen moeten de slachtoffers ook correct kunnen ontsmetten, beschikken over voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen en hun medewerkers moeten opgeleid zijn om besmette slachtoffers tijdig te herkennen en helpen.

Op de plaats van de ramp is een tijdige decontaminatie bovendien cruciaal, zowel in het belang van het slachtoffer, als om de voertuigen, ziekenhuismedewerkers, reguliere patiënten en materiaal te beschermen. Daarvoor is mobiele decontaminatie-infrastructuur nodig die op een strategische locatie wordt geplaatst.

CBRNe-MUG

Voor ernstig gewonde slachtoffers stelt het KCE een minimale decontaminatie door de brandweer en/of door een CBRNe-MUG team voor, gevolgd door onmiddellijk transport naar het dichtstbijzijnde Type I-ziekenhuis. Decontaminatie van minder ernstig gewonde slachtoffers moet altijd beginnen met zo snel mogelijk uitkleden en droog ontsmetten. Vervolgens kan de civiele bescherming zorgen voor natte decontaminatie. Het KCE beveelt ook aan om het aantal CBRNe-MUGs uit te breiden - vandaag is er maar één in ons land, in het Militair Ziekenhuis Koningin Astrid in Brussel - en hen een standplaats te geven in Type I CBRNe-ziekenhuizen.

Ook is een transparante, toegankelijke, nationale voorraad van onder meer tegengiffen en persoonlijke beschermingsmiddelen nodig. Het KCE pleit voor het opmaken van een inventaris van wat er overal beschikbaar is, waarna beslist moet worden wie de voorraad zal coördineren en opvolgen. 

Tot slot KCE beveelt aan om een CBRNe-gedeelte in de nood-en interventieplannen te voorzien, net als een centraal team van CBRNe-specialisten om de zorgverleners te ondersteunen, adequate financiering van noodplanning en paraatheid, performante informatie- en communicatiesystemen en een passende communicatie aan de bevolking bij een CBRNe-incident.

Noodplan

Eerder dit jaar, op het Provinciaal Overleg Ziekenhuisnoodplanning (POZA) in het AZ Sint-Maarten, ging Marcel Van der Auwera (HTSC Hospital and Transport Surge capacity, FOD Volksgezondheid) in op het concept ‘noodplan’ en plaatste het ook in perspectief.

"Sowieso hoort improviseren bij de aanpak van een crisis, met je noodplan ben je nooit klaar”, aldus de door de wol geverfde ervaringsdeskundige. “Dat mag dan weer geen verontschuldiging zijn om bij de pakken te blijven zitten: steeds moet je weten wie wat kan waar en wanneer. En vooral: weten wat je niet kunt. Constant hebben we onze aanpak bijgeschaafd doorheen de verschillende covidgolven en geleidelijk gaven we ziekenhuizen daarin meer autonomie. Maar: hoe generieker je plan – dat je eventueel wat moet opschalen- hoe beter.”

“We zullen onze kritieke infrastructuren definiëren tegen 2026 en dan worden al onze ziekenhuizen kritieke entiteiten. Vanaf dan zullen ziekenhuizen nog een jaar krijgen om een volledig veiligheidsplan te maken, met de steun van het crisiscentrum." De overheidsinspectie zal die plannen checken, de diensten van Marcel Van der Auwera ontwikkelen een draaiboek als hulp.

 

 

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.