Verplichte vaccinatie is juridisch geen evidentie

Doorstond de aanpak van de pandemiecrisis ons gezondheidsrecht? Een eerste analyse van Filip Dewallens eind oktober stelt vast dat er ook op dit vlak heel wat lessen te trekken zijn. Het interuniversitair symposium van de docenten gezondheidsrecht gaat in op deze problematiek. Corona-Commissaris Pedro Facon leidt het in.

Na de bijzondere machtenwet namen de Nationale Veiligheidsraad en de Risk Management Group heel wat beslissingen. In principe niet bindend of afdwingbaar zonder verdere formele uitvoeringsbesluiten. Doorheen de crisis verscheen ook een stroom omzendbrieven van ad hoc samengestelde expertengroepen die a fortiori niet bindend zijn maar juridisch louter ‘aanbevelingen’ voor ziekenhuizen en zorgverstrekkers.

In het licht van het vaccinatiedebat dat nu op gang komt, is verplichte vaccinatie geen evidentie, stipt Filip Dewallens aan. Hij verwijst naar een eerdere machtenwet van 16 oktober 2009. Die bepaalde dat de regering geen vaccinatie kon opleggen. “Hoewel er toen meerdere vaccins beschikbaar waren, werd er dus uitdrukkelijk voor gekozen om geen vaccinatieplicht op te leggen, ook niet aan de risicogroepen of aan bepaalde personeelsgroepen.” In de bijzondere machtenwet van 27 maart 2020 zit overigens geen vaccinatiebepaling of -verbod.”

Noodsituatie

Er rezen verder veel aansprakelijkheidsvragen. Een zorgverlener begaat in beginsel geen fout door in een noodsituatie te werken op een IC-afdeling zonder gespecialiseerde expertise. De noodtoestand is hier een rechtvaardigingsgrond. Geneesmiddelen voorschrijven zonder de patiënt te hebben gezien of onderzocht (teleconsultatie) is in normale omstandigheden verboden en riskant. De overheid vaardigde in de crisis nochtans richtlijnen uit waarin telegeneeskunde aanbevolen werd. Een vergissing in de diagnose is natuurlijk nog geen fout, dat is pas zo als een normaal zorgvuldige arts anders beslist zou hebben. Toch is het risico op fouten aanzienlijk hoger, analyseert meester Dewallens.

Op het eerste gezicht is triage strijdig met het recht op gelijke zorgtoegang. Maar bij nood kan dat recht niet steeds worden gewaarborgd. In zulke situaties moet de allocatie gebeuren op basis van objectieve criteria, zonder enige (onwettige) discriminatie. Leeftijd kan daarbij evenwel nooit een correct criterium zijn.

Wat de mondmaskersoap betreft: gebrekkig materiaal kan leiden tot aansprakelijkheidsclaims. De zwaarste aansprakelijkheid ligt bij de producent (Wet productenaansprakelijkheid).  Maar ook het overheidsorgaan of het bedrijf dat controleert,  kan aansprakelijk gesteld worden.

“België is er gelukkig in geslaagd om de crisis te bekampen zonder beroepsbeoefenaars of geneesmiddelen te moeten opvorderen en zonder dat er een tekort is ontstaan aan IC-bedden. Gelukkig ook omdat we niet over een adequaat juridisch instrumentarium beschikken om dwingende maatregelen te nemen die dergelijke schaarste zouden moet opvangen”, besluit Filip Dewallens.

Een eerste diepgaande analyse van de gevolgen van covid-19 op het gezondheidsrecht is te lezen in het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht: T.Gez, 2020-2021, 17-35

Interuniversitair webinar COVID19 & Gezondheidsrecht

Het interuniversitair symposium van de docenten gezondheidsrecht van de UGent, de UA en de KU Leuven gaat in op deze problematiek. Corona-Commissaris Pedro Facon leidt het in, moderatoren zijn voorzitter en ondervoorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Gezondheidsrecht, Filip Dewallens en dr. René Heylen. Wanneer? 3 december, 17u30 tot 20u45. Deelname gratis, registreren verplicht.

 

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.